Omgangsrecht grootouders

In de meeste gevallen hebben grootouders contact met hun kleinkinderen. Het is best mogelijk dat er een discussie ontstaat omtrent het omgangsrecht van de grootouders. De beste verklaring hiervoor is dat het contact tussen de grootouders en hun kinderen verstoord is.

In een aantal gevallen kan het omgangsrecht van grootouders worden bemoeilijkt.

  1. Hebben grootouders het recht om hun kleinkinderen te zien ?

Grootouders hebben het recht om contact te houden met hun kleinkind(eren). De afstammingsband moet wettelijk vastgesteld zijn. Het heeft geen belang of de kinderen of kleinkinderen geboren zijn binnen een huwelijk.

  1. Hebben grootouders van een geadopteerd kind het recht om hun kleinkinderen te zien ?

Bij een volle adoptie wordt de band met de oorspronkelijke familie volledig verbroken. Een geadopteerd kind wordt gelijkgesteld met een kind geboren uit het huwelijk van de adoptant. Naar analogie zouden we kunnen redeneren dat de oorspronkelijke grootouders het omgangsrecht verliezen. Maar niets is minder waar, de rechtbank heeft geoordeeld dat de oorspronkelijke grootouders het omgangsrecht kunnen aanvragen.

Voorbeeld: Een dame krijgt te kampen met het overlijden van haar echtgenoot en haar dochter. Haar kleinkind wordt geadopteerd door haar schoonzoon en zijn nieuwe echtgenote. Zij weigeren elk omgangsrecht met de grootmoeder. De rechtbank is hier tussengekomen en heeft beslist dat de de oorspronkelijke grootmoeder een bezoekrecht dient te verkrijgen. Ondanks dit vonnis weigeren de vader en de stiefmoeder van het kind elke omgang met de grootmoeder toe te staan. De vrederechter veroordeelt de onwillige adoptanten tot een schadevergoeding aan de grootmoeder.

De rechter zal naar de omstandigheden kijken en in het belang van het kind beslissen. Het omgangsrecht van de grootouders is dus ondergeschikt aan het belang van het kleinkind. Grootouders die zich in het verleden op geregelde tijdstippen (bv. elke woensdagnamiddag) om de kleinkinderen bekommerden maken meer kans op een uitgebreider omgangsrecht. Dit in tegenstelling tot grootouders die weinig contact onderhielden of op grote afstand wonen, die hun omgangsrecht vaak ingeperkt zien.

  1. Hoe wordt het omgangsrecht geregeld ?

In het beste geval sluiten de ouders en de grootouders een overeenkomst m.b.t. het contact tussen de grootouders en de kleinkinderen. Indien er een discussie ontstaat, kunnen de grootouders naar de familierechtbank stappen om een omgangsrecht te verkrijgen.

De grootouders moeten geen bijzondere redenen inroepen om dit omgangsrecht te verkrijgen. De rechter kan het omgangsrecht weigeren indien de omgang strijdig is met het belang van het kind. Dit is wanneer men vreest dat het contact tussen de grootouders en kleinkinderen schadelijke gevolgen met zich zouden kunnen meebrengen voor het kind.

In de praktijk ontstaan hier vaak hevige discussies rond waardoor het in heel wat gevallen aangewezen is om een advocaat te raadplegen. Deze kan advies geven m.b.t. de kansen om de procedure positief af te sluiten.

Ook de kleinkinderen kunnen in sommige gevallen een uitgesproken mening hebben over het al dan niet toekennen van een omgangsrecht met de grootouders. Ook zij moeten de kans hebben om hun stem te laten horen aan de rechter. Dat kan via het hoorrecht. Dit wil zeggen dat een minderjarige die over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt in elk geding dat hem betreft kan worden gehoord.

Kinderen jonger dan 12 mogen zelf (via een vertegenwoordiger) vragen om gehoord te worden. Een rechter kan in dit geval beslissen om de minderjarige toch niet te horen omdat hij niet over het nodige onderscheidingsvermogen beschikt. De rechter zal dan een gesprek hebben met de minderjarige zonder dat de ouders of andere partijen erbij aanwezig zijn. Het verslag van dit gesprek komt wel in het gerechtelijk dossier, zodat het toegankelijk is voor alle partijen.

  1. De grootouders beschikken over een tweederangsrecht

Grootouders hebben het recht op persoonlijk contact tijdens de periode dat hun kinderen het omgangsrecht uitoefenen.

De rechter is bevoegd om een autonoom omgangsrecht toe te staan. Dit is een eigen omgangsrecht in een eigen periode los en onafhankelijk van de tijd dat hun kind een omgangsrecht uitoefent.

Voorbeeld: wanneer het eigen kind slechts een beperkt omgangsrecht heeft (bv. 1 weekend op 2).

Wanneer het eigen kind van de grootouders een contact met het kleinkind verhindert tijdens de periodes waarin het eigen kind een omgangsrecht heeft, kunnen de grootouders aanspraak maken op het autonome omgangsrecht.

Zelfs wanneer het eigen kind geen omgangsrecht heeft, kunnen de grootouders nog steeds aanspraak maken op een recht op persoonlijk contact. 

  1. Duur van het omgangsrecht voor grootouders

In principe kan het omgangsrecht voor grootouders uitgeoefend worden tijdens de periode waarin hun eigen kind een omgangsrecht uitoefent over het kleinkind. De rechter kan een autonoom omgangsrecht toekennen.

De grootouders staan niet in voor de dagdagelijkse opvoeding van de kinderen. Hierdoor gaan sommige rechters zich verzetten tegen langere periodes en overnachtingen. In het verleden zijn er heel wat uitspraken gekend waarbij er wel een recht op een uitgebreider omgangsrecht wordt toegestaan.

Voorbeeld: jeugdrechters die aan grootouders één weekend per maand toestaan.

In een aantal gevallen is het mogelijk om een beperkt deel van de schoolvakanties aan de grootouders toe te staan. Bij deze situaties is de voorafgaande situatie tussen ouders en kleinkinderen vaak bepalend om een dergelijk uitgebreider omgangsrecht toe te staan. Zo werd reeds herhaaldelijk geoordeeld dat een uitgebreider omgangsrecht kan toegestaan worden aan de grootouders omdat zij reeds in het verleden heel wat taken van de ouders hadden overgenomen en/of omdat de kleinkinderen meer bij hen dan bij hun kinderen verbleven. Cruciaal bij de behandeling van de zaak is steeds het belang van het kind en de correcte volledige voorstelling en van de grootouderschapsband door de pleitende advocaat.

De familierechtbank is de enige rechtbank die kan oordelen over het grootouderlijk omgangsrecht. De procedure wordt ingeleid met een verzoekschrift. De grootouders kunnen tussenkomen in de echtscheidingsprocedure van hun kinderen omtrent hun recht op persoonlijk contact met de kleinkinderen.

  1. Is deze regeling ook van toepassing op derden ?

Derden kunnen ook het bewijs leveren van een bijzondere affectieve band met het kind. Zij  kunnen ook een omgangsrecht vorderen. In principe moeten de grootouders geen bewijs leveren van een bijzondere affectieve band, maar in heel wat gevallen doen zij dit wel.  Een hechte band resulteert vaak in een uitgebreider omgangsrecht.

Zowel de derden die een omgangsrecht ten aanzien van een kleinkind vorderen, kunnen net zoals de grootouders geconfronteerd worden met een afwijzing door de rechter. Dit is wanneer deze oordeelt dat het belang van het kind door deze omgang geschaad kan worden.

Bij het omgangsrecht beslist men alles in functie van het belang van het kleinkind.

Een (doop)peter of (doop)meter die geen grootouders zijn maar die een bijzondere band kunnen aantonen kunnen aanspraak maken op een omgangsrecht.

  1. Overgrootouders

Het recht op persoonlijk contact van de grootouders kan niet worden uitgebreid tot de overgrootouders. Dit wil niet zeggen dat de overgrootouders geen recht op persoonlijk contact kunnen doen gelden. Zij kunnen in tegenstelling tot de ouders en de grootouders, een bijzondere affectieve band met het kind bewijzen.

De overgrootouders worden gelijkgesteld met een derde die een recht op persoonlijk contact met het kleinkind wil doen gelden.

  1. Dwangsom

De rechter kan een dwangsom opleggen voor elke keer dat een door de rechter toegestaan omgangsrecht met de grootouder niet zou doorgaan. Kinderen zijn vrij om te bepalen of zij al dan niet op bezoek gaan bij de grootouders. 

Erfpacht

Dit is het recht om over het volle genot van een onroerend goed, dat aan niemand anders toebehoort, te beschikken. Dit voor een periode van minimaal 27 jaar tot maximaal 99 jaar.

  1. Kenmerken

*Enkel onroerende goederen

*Steeds tijdelijk

*De erfpachter moet jaarlijks een vergoeding betalen aan de eigenaar (juridische term: canon)

  1. Rechten van de erfpachter

De erfpachter kan gebouwen oprichten en beplantingen aanleggen. Hij heeft het ganse genotsrecht van het onroerend goed. De erfpachter is als het ware de eigenaar van de gebouwen. Hij kan ze verkopen, verhuren of hypothekeren zolang het recht duurt.

  1. Plichten van de erfpachter

De erfpachter is verplicht om de canon en alle belastingen te betalen. De eigenaar krijgt jaarlijks een vergoeding. Daarbovenop is hij verplicht om het onroerend goed te onderhouden en de gewone herstellingswerken uit te voeren.

  1. Einde van de erfpacht

Er moet een regeling getroffen worden voor de door de erfpachter opgerichte gebouwen en beplantingen. Indien de erfpachter contractueel verplicht was gebouwen op te richten, mag hij de gebouwen en beplantingen niet wegnemen. Daarbovenop is hij geen vergoeding verschuldigd aan de eigenaar.  Anderzijds, indien de erfpachter niet contractueel verplicht was om gebouwen op te richten, mag hij de gebouwen en beplantingen wegnemen. Het is eventueel mogelijk dat hij een vergoeding verschuldigd is aan de eigenaar, wegens schade aan de grond.

Erfdienstbaarheden

Een erfdienstbaarheid is een last die op een lijdend erf wordt gelegd tot gebruik, nut en voordeel van een heersend erf.

Voorbeeld: een recht tot doorgang over andermans erf.

1. Hoe onstaan erfdienstbaarheden ?

Een erfdienstbaarheid ontstaat

*Door de natuurlijke ligging van de onroerende goederen

*Door de wet

*Door een overeenkomst

Natuurlijke erfdienstbaarheden

Een natuurlijke erfdienstbaarheid ontstaat uit de natuurlijke ligging van de onroerende goederen. Er bestaat er slechts één, namelijk de waterafloop. Een grond ligt hoger of lager, waardoor er een helling ontstaat. De eigenaar van het lager gelegen onroerend goed mag er niet voor zorgen dat de afloop verhinderd wordt. Men mag het water niet tegenhouden. We hebben het hier over natuurlijk water zoals regenwater, smeltwater, bronwater, enz. De eigenaar van het lager gelegen erf kan geen schadevergoeding eisen van de eigenaar van het hoger gelegen erf. Men kan enkel en alleen een procedure opstarten voor de vrederechter.

Wettelijke erfdienstbaarheden

Dit zijn erfdienstbaarheden die het algemeen nut dienen (bv. geklasseerde monumenten).  

Conventionele erfdienstbaarheden

Heel wat erfdienstbaarheden kunnen door de mens worden gevestigd bij wijze van overeenkomst, door de bestemming van de huisvader of door verjaring.

Bij wijze van overeenkomst

Men kan een erfdienstbaarheid aangaan bij overeenkomst, dit ten voordele of ten nadele van zijn erf. De overeenkomsten vinden we terug op het hypotheekkantoor.

Door de bestemming van de huisvader

Wanneer de eigenaar van twee erven, op het ene erf een erfdienstbaarheid vestigt ten voordele van zijn ander erf. Dit kan enkel voor voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden. 

Door verjaring

Voortdurende en zichtbare erfdienstbaarheden kunnen ook door de 30-jarige verjaring gevestigd worden.

2. Soorten erfdienstbaarheden

We kunnen erfdienstbaarheden onderverdelen op basis van een aantal criteria.

Er kan een onderscheid worden gemaakt op basis van het ontstaan van de erfdienstbaarheid.

*Natuurlijke erfdienstbaarheden

Voorbeeld: afsluiting en afpaling van een elkaar grenzende eigendommen.  

*Wettelijke erfdienstbaarheden

Voorbeeld: gemene muur, ladderrecht.

*Conventionele erfdienstbaarheden

Voorbeeld: recht van doorgang.

Ten tweede, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen positieve en negatieve erfdienstbaarheden.

*Positieve erfdienstbaarheden: de eigenaar van het heersende erf mag iets doen wat hij normaal niet zou mogen doen.

Voorbeeld: recht van overgang.

*Negatieve erfdienstbaarheden: de eigenaar van het heersende erf kan de eigenaar iets verbieden.

Voorbeeld: verbieden om te bouwen of te beplanten.

Ten derde, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen voortdurende en niet-voortdurende erfdienstbaarheden

*Voortdurende erfdienstbaarheden: vereisen geen tussenkomst van de mens. Zij bieden een voordeel aan het heersende erf.

Voorbeeld: recht van gas- en elektriciteitsleidingen, recht van steun en uitbouw, enz.

*Niet-voortdurende erfdienstbaarheden: vereisen steeds een tussenkomst van de mens.

Voorbeeld: recht om water te putten, rioolrecht, enz.

Ten vierde, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen zichtbare en niet-zichtbare erfdienstbaarheden.

*Zichtbare erfdienstbaarheden: zichtbaar werk.

Voorbeeld: een deur, een venster, een pad, een balkon, enz.

*Niet-zichtbare erfdienstbaarheden: niet-zichtbaar werk.

Voorbeeld: verbod om hoger te bouwen.

  1. Modaliteiten

Een erfdienstbaarheid moet steeds worden getoetst aan de oorsprong ervan. Een erfdienstbaarheid heeft recht op al hetgeen dat noodzakelijk is om er gebruik van te maken. Voorbeeld: de erfdienstbaarheid om water te putten uit een grond van een ander.

De eigenaar van een heersend erf heeft het recht om alle werken uit te voeren die nodig zijn voor het gebruik en behoud van zijn erfdienstbaarheid. Hierop bestaat een beperking, hij mag namelijk zijn erfdienstbaarheid niet verzwaren.

  1. Wat gebeurt er met een erfdienstbaarheid bij verkoop ?

Een erfdienstbaarheid bestaat levenslang, het is eigen aan een onroerend goed. Stel een woning met erfdienstbaarheid wordt verkocht, dan gaat de erfdienstbaarheid mee over. Het is heel belangrijk dat een koper correct geïnformeerd wordt over de erfdienstbaarheden.

Gebruik en bewoning

Gebruik is een zakelijk recht, waarbij de houder zich mag bedienen van andermans zaak. Hij mag hiervan de vruchten innen voor zijn eigen behoeften en die van zijn gezin.

Het recht van bewoning is het recht op grond waarvan de titularis het huis van een andere persoon mag bewonen, in de mate dat het noodzakelijk is voor hem en voor zijn gezin. Het recht van bewoning is een recht van gebruik toegepast op een huis. Het verschaft geen enkel recht op de vruchten.

Voorbeeld: de titularis van het recht van bewoning mag het huis waarop zijn recht slaat niet verhuren.

Vruchtgebruik

Het vruchtgebruik is het recht om van een zaak, waarvan een ander de eigendom heeft, tijdelijk het genot te hebben, zoals de eigenaar zelf, maar met de verplichting om de zaak zelf in stand te houden. Het  vruchtgebruik is een recht dat kan worden gevestigd op een goed. Dit kan zowel op onroerend als roerende goederen slaan. Het vruchtgebruik is het recht om van zaken te genieten die aan een ander toebehoren. De dagelijkse voordelen krijgt de vruchtgebruiker, de eigenaar behoudt enkel het kapitaal en het recht om erover te beschikken.

1. Vruchtgebruiker vs. blote eigenaar

De vruchtgebruiker is diegene die het recht van vruchtgebruik heeft.

De blote eigenaar is diegene die de eigenaar is van een zaak die belast is het met recht van vruchtgebruik.

2. Hoe ontstaat vruchtgebruik ?

Meestal ontstaat vruchtgebruik bij het overlijden van een persoon. Men kan iemand bij testament vruchtgebruik nalaten. Hierbij moet men wel rekening houden met de minimumrechten van bepaalde personen. Anderzijds kan vruchtgebruik ook ontstaan door schenking of aankoop (bv. een huis).  

3. Rechten en plichten van de vruchtgebruiker

Een vruchtgebruiker heeft de volgende rechten:

*Hij mag de met vruchtgebruik belaste zaken gebruiken

*Hij mag er de vruchten en inkomsten van innen

*Hij mag deze zaken beheren

*Hij mag zijn vruchtgebruik overdragen

Daartegenover staan zijn plichten:

*Bij aanvang van het vruchtgebruik moet er een inventaris worden opgemaakt.

*Hij moet in het voordeel van de blote eigenaar een borg stellen.

*Hij moet de lasten betalen die op het genot wegen.

*Hij draagt de herstellingskosten, met uitzondering van de grove herstellingen.

*Wanneer er in het met vruchtgebruik belaste vermogen ook schulden zijn, moet hij de intresten betalen.

*Bij het einde van het vruchtgebruik moet hij (of zijn erfgenamen) de zaken teruggeven aan de blote eigenaar in de staat waarin hij ze heeft ontvangen.

4. De toestand van de blote eigenaar 

Een blote eigenaar heeft de volgende rechten:

*Het recht om over de met vruchtgebruik belaste zaken te beschikken.

*Genot

*Behoud: de blote eigenaar heeft een toekomstig recht op herstel van de volle eigendom.

Daartegenover staan zijn plichten. De blote eigenaar is niet verplicht om de vruchtgebruiker een vreedzaam genot te verzekeren. Hij mag geen afbreuk doen aan dit genot. Hij moet alles laten, zodat de rechten van de vruchtgebruiker niet worden aangetast.

Voorbeeld: hij mag de huurder niet uit het erf zetten, dat nadien met vruchtgebruik werd belast.

5. Soorten vruchtgebruik

 Algemeen vruchtgebruik slaat op een geheel vermogen.

Vruchtgebruik ten algemene titel slaat op een deel van de algemeenheid van een vermogen.

Vruchtgebruik ten bijzondere titel slaat op een afzonderlijk vermogensbestanddeel.

6. Vatbare zaken voor vruchtgebruik

Het vruchtgebruik kan worden gevestigd op alle soorten roerende of onroerende goederen. Het kan zowel slaan op lichamelijke zaken als op zakelijke rechten. Er is een probleem met het vestigen van vruchtgebruik op verbruikbare zaken. Hierdoor is het oneigenlijke vruchtgebruik ontstaan.

7. Quasi vruchtgebruik en quasi eigendom

Het quasi vruchtgebruik of oneigenlijk vruchtgebruik is het vruchtgebruik op een zaak die eigenlijk niet kan worden teruggegeven. Dit zijn meestal roerende zaken.

Voorbeeld: een vruchtgebruik op geld.

De quasi vruchtgebruiker of de quasi eigenaar, heeft het volledige eigendomsrecht over de goederen maar wel met de verplicht om op het einde van het contract eenzelfde hoeveelheid van dezelfde soort goederen terug te geven.  De quasi vruchtgebruiker draagt het risico voor het tenietgaan van de zaak. Partijen kunnen vastleggen dat de teruggave zal dienen te gebeuren in gelijksoortige producten.

8. Gevolgen van vruchtgebruik

De vruchtgebruiker moet de zaak nemen zoals het is. Hij mag niet, zoals de huurder, eisen dat de zaak hem in een behoorlijke staat geleverd wordt. De eigenaar van de zaak is niet verplicht de zaak te herstellen wanneer het tijdens het vruchtgebruik beschadigd wordt. De verhuurder daarentegen is daartoe wel verplicht. Hieruit blijkt dat we vruchtgebruik absoluut niet kunnen vergelijken met huur.

9. Wanneer eindigt vruchtgebruik ?

Vruchtgebruik eindigt doorgaans door het overlijden van de vruchtgebruiker. Er bestaan tal van andere zaken waardoor het vruchtgebruik teniet gaat:

*Vervallen van de termijn

*Vervullen van de voorwaarde

*Vermenging

*Niet uitoefenen

*Verkrijgende verjaring

*Vergaan van de zaak

*Vervallenverklaring

*Afstand

*Ontbinding van de titel

*Bijzondere gronden, eigen aan wettig vruchtgebruik

Eigendom

Eigendom is het meest volmaakt zakelijk recht op een eigen goed. Er zijn drie soorten rechten op een eigendom:

  1. Genieten: indien je de eigenaar bent van een appelboom, geniet je van het recht om de appelen te plukken.
  2. Beschikken: wanneer ik beschik over een goed, heb ik het recht om ermee te doen wat ik wil. Zo mag ik bijvoorbeeld mijn gsm kapotmaken, weggeven of verkopen.
  3. Gebruiken: daarbovenop het ik het recht om mijn eigendom te gebruiken of beheren. Ik mag hier dagdagelijks mee bezig zijn.

1. Kenmerken

Het eigendomsrecht bevat drie grote kenmerken: eeuwigdurend, allesomvattend, exclusief. Het eigendomsrecht duurt zolang als het goed waarop het betrekking heeft. Het kan niet tenietgaan, enkel worden overgedragen. Het omvattende karakter wil zeggen dat de eigenaar alle bevoegdheden heeft die niet door de wet of contractueel zijn uitgesloten of aan derde zijn toevertrouwd. Het volle eigendomsrecht kan slechts aan één persoon tegelijk toekomen.

2. Roerende en onroerende eigendom

  • Onroerende eigendom

Belangrijk hierbij is het verschil tussen afpaling en afsluiting.

Afpaling

Bij afpaling plaatst men palen of tekens op de scheidingslijn tussen 2 gronden. Deze scheidingslijn is gemeenschappelijk. Hiermee probeert men de juiste eigendomsscheiding tussen 2 erven te bepalen. Dit is een zeer belangrijke activiteit voor vrederechters en landmetersexperten. Geschillen omtrent afpaling gaan naar de vrederechter en de landmetersexperten gaan de palen daadwerkelijk in de grond plaatsen. Het wegnemen of verplaatsen van palen is uitermate verboden, dit kan leiden tot een strafklacht.

Afsluiting

De afsluiting is een eenzijdige daad, dit is de manier waarop u de eigendom afsluit van de geburen. Hieromtrent bestaat het ladderrecht. Dit wil zeggen dat men de eigenaar van de omheining moet binnen laten voor het onderhoud van de omheining. De buur mag als het ware een ladder tegen de omheining plaatsen om zo naar de andere kant te klimmen, zodat hij langs de andere kant de omheining kan onderhouden.

We zien bij de onroerende eigendom een aantal juridische beperkingen.

Onvervreemdbaarheid: echtgenoten mogen jegens elkaar geen onroerende eigendommen overdragen. Zo kan een koop tussen echtgenoten niet geschieden.

Erfstelling over de hand: het is verboden om een erfenis rechtstreeks aan de kleinkinderen te geven en zomaar de eigen kinderen over te slaan.

Betrekkingen van nabuurschap

Voorbeeld: problemen zoals blaffende honden, kraaiende hanen, enz.

Zaken omtrent deze materie worden beslecht voor de vrederechter. Wanneer de vrederechter bevestigt dat er sprake is van burenhinder, moet er een compensatie betaald worden.

Rechtsmisbruik: hiervan is sprake wanneer iemand zijn recht voor andere doeleinden gebruikt dan waartoe het bij wet bestemd is.

Beperkingen uit openbaar nut

Voorbeeld: monumenten, milieu, ruimtelijke ordening, enz.

Binnen de onroerende eigendom krijgen we te maken met het waterrecht. Indien een waterbron zich op het erf bevind, is men vrij om deze te gebruiken. Maar wanneer het water naar een lager gelegen erf loopt, mag je dit niet tegenhouden en terug naar boven pompen. De bevaarbare waterlopen zijn openbaar domein, dit water mag men gebruiken maar men heeft hier vaak een vergunning voor nodig. Een meer behoort ook tot het openbaar domein, terwijl een vijver toebehoort aan de eigenaar.

  • Roerende eigendom: opsplitsen in lichamelijke roerende zaken en brieven.

*Lichamelijke roerende zaken: deze hebben een materieel bestaan en kunnen verplaatst worden.

Voorbeeld: een wagen, een televisietoestel, enz.

*Brieven

De geadresseerde wordt eigenaar van de brief bij ontvangst. Er bestaat een vertrouwelijke briefwisseling tussen advocaten, waardoor het niet mogelijk is om te onderhandelen. 

3. Mede-eigendom

3.1. Multi-eigendom en tontine

Er is sprake van multi-eigendom(of time-sharing) wanneer verschillende personen achtereenvolgens exclusief gebruik maken van een onroerend goed. Het is een soort van vakantieformule. In eerste instantie lijkt dit zeer aantrekkelijk voor personen die niet over voldoende financiële middelen beschikken om een onroerend goed te verwerven. Zij kopen als het ware het recht om één of meer weken per jaar te verblijven in een ingerichte woning als vakantieverblijf.

Er zijn een aantal variabelen die de prijs voor de time-sharing bepalen:

*Het seizoen

*De inrichting

*De ligging van de woning

*De winstmarge van de verkoper

De kandidaat-kopers kunnen met allerlei zaken geconfronteerd worden (valse beloftes, een tekort aan noodzakelijke informatie in de contracten, agressieve verkoopmethodes, enz.). Het is niet moeilijk om een time-sharing aan te gaan maar er vanaf geraken is veel moeilijker. In tussentijd blijven de hoge onderhoudskosten lopen.

De tontine gaat men aan bij een koop-verkoopovereenkomst. Twee of meer personen komen overeen dat de langst levende uiteindelijk de eigenaar wordt. Op deze manier kan men er zeker van zijn dat het goed na het overlijden naar hun partner gaat.

Voorbeeld: twee partners kopen samen een huis (gehuwd of niet gehuwd). Zij sluiten een overeenkomst waarin zij verklaren dat de overlevende partner geacht zal worden steeds de volledige eigenaar te zijn geweest.

3.2. Toevallige mede-eigendom

Toevallige mede-eigendom ontstaat onafhankelijk van de wil van de mede-eigenaars. Iedere mede-eigenaar heeft een deel in het eigendomsrecht, hij mag zijn deel met hypotheek belasten maar bij beslag heeft de schuldeiser het recht om een verdeling te vorderen en tussen te komen.

Voorbeeld: een nalatenschap die openvalt waardoor meerdere erfgenamen eigenaar worden van een goed.

Geen van de mede-eigenaars kan worden verplicht in onverdeeldheid te blijven. Zij kunnen vragen om het onroerend goed te verdelen, ongeacht hoe groot of hoe klein zijn aandeel is. Zij kunnen wel overeenkomen om gedurende een bepaalde tijd niet uit onverdeeldheid te treden, maar deze periode mag niet langer zijn van 5 jaar. Deze overeenkomst kan wel worden hernieuwd.

Voorbeeld: een vader van 12 kinderen sterft. Hij heeft in Brasschaat een grond met een prachtige villa. Hij heeft altijd alle mogelijke weides rond zijn huis opgekocht. De kinderen moeten de keuze maken tussen verkopen of verkavelen. De helft van de kinderen wil verkopen en de andere helft wil verkavelen. Uiteindelijk hebben de laatsten de andere 6 kinderen uitgekocht en zijn beginnen verkavelen. Hieruit blijkt dat niemand in onverdeeldheid moet blijven, de kinderen moeten iets overeenkomen.

3.3. Vrijwillige mede-eigendom

Er is sprake van vrijwillige mede-eigendom wanneer meerdere personen samen eenzelfde goed verwerven.

Voorbeeld: twee of meerdere personen kopen samen een huis, zij zijn beide vrijwillige mede-eigenaars.

3.4. Gedwongen mede-eigendom

Gedwongen mede-eigendom kan ontstaan door de wil van partijen of door de wet. De mede-eigenaar kunnen de verdeling niet aanvragen.

Voorbeeld: gemeenschappelijke traphal in een appartementsgebouw.

Het belangrijkste geval van mede-eigendom is het appartementsrecht. Hierin maakt men een onderscheid tussen de private eigendom en de gemene delen.

*De private eigendom: de gedeelten die toebehoren aan een specifieke mede-eigenaar

Voorbeeld: het appartement zelf, een eigen parkeerplaats, enz.

*De gemene delen: de gedeelten die gemeen zijn voor alle mede-eigenaars

Voorbeeld: de inkomhal, de gangen, de liften, enz.

Voor ieder appartementsgebouw wordt er een basisakte en een reglement van mede-eigendom opgesteld. De privatieve en gemeenschappelijke delen worden beschreven in de basisakte (basisafspraken). In het reglement gaat men de basisakte verder uitwerken. Hierin worden rechten en plichten van alle mede-eigenaar beschreven, de verdeling van de last, de syndicus, etc. De syndicus is de wettelijke vertegenwoordiger van de Vereniging van Mede-eigenaars. Dit is de persoon die de dagelijkse uitvoering moet doen van de werkzaamheden die door de algemene vergadering of de Raad van Bestuur worden beslist.

De regeling omtrent de gemene muur(mandeligheid) is opgenomen in de regelgeving van erfdienstbaarheden. We spreken van een gemene muur wanneer de muur dient als scheiding tussen gebouwen of wanneer hij tot scheiding dient tussen binnenplaatsen en tuinen, en zelfs tussen omheinde erven in de velden. Alle grachten tussen twee erven worden vermoed gemeenschappelijk te zijn, indien er geen teken is van het tegendeel. Een haag tussen twee erven wordt geacht gemeen te zijn, tenzij het tegendeel blijkt.

Er bestaan een aantal rechten op de gemene muur. De mede-eigenaar mag de muur schilderen, beslaan met latten, aanplanten, enz. Wegens toelating van beide eigenaars mag men openingen maken in de muur. De buur mag de scheidingsmuur in geen enkel geval gebruiken als steun.

In principe betalen de eigenaars samen voor deze muur, maar in de realiteit blijkt dat hieromtrent veel discussies ontstaan. Dit is meestal wanneer één iemand niet wil betalen.

Voorbeeld: de gemeenschappelijke muur begint het te begeven (dekstenen brokkelen af). De ene buur wil hem repareren en wil de kosten delen. De andere buur wil dit niet doen aangezien hij geen last heeft van de afgebrokkelde dekstenen. Hierdoor ontstaat er een discussie. De ene buur heeft recht op een bijdrage, dit blijkt uit het burgerlijk wetboek.

4. Hoe verkrijgt men eigendom ?  

Het eigendomsrecht kan verkregen worden door de toe-eigening, de vinding en de natrekking.

4.1. Toe-eigening

Er is sprake van toe-eigening wanneer iemand zich in het bezit stelt van een zaak die aan niemand toebehoort. Een goed dat aan niemand toebehoort kan worden toegeëigend. Hierbij kan het gaan om een goed dat nooit een eigenaar heeft gehad (zoals vissen of wilde dieren) of een goed dat door de eigenaar vrijwillig werd achtergelaten.

Gemene goederen, verloren goederen en achtergelaten goederen kunnen nooit worden toegeëigend.

4.2. Vinding

Eigendom kan ook verkregen worden door vinding. Hierbij ontdekt men een goed of treft men een goed aan dat geen eigenaar heeft.

Voorbeeld: een schat.

De eigendom van een gevonden zaak behoort aan diegene van wie het erf is. Stel, ik graaf in mijn eigen tuin en ik vind een schat, dan is deze voor mij. Wanneer de schat in het erf van iemand anders gevonden wordt, dan behoort de schat voor de helft aan de vinder en voor de andere helft aan de eigenaar van het erf.

4.3. Natrekking

Eigendom kan ook verkregen worden door natrekking. Degene die eigenaar is van de ondergrond, is ook eigenaar van alles wat nadien wordt nagetrokken. Er is dus sprake van twee zaken, de ene zaak is de hoofdzaak en de andere zaak is de bijzaak. Hiertussen bestaat er een materiële band.

Het opstalrecht is het tijdelijk zakelijk recht om gebouwen, werken of beplantingen, geheel of gedeeltelijk, op, boven of onder andermans grond te hebben. Hierbij verleent men een tijdelijk eigendomsrecht zonder dat hij een eigendomsrecht heeft op de grond. Het opstalrecht bevat een maximumtermijn van vijftig jaar.

4.4. Verjaring

Eigendom kan ook verkregen worden na verloop van tijd. Men kan onroerende goederen verkrijgen door verkrijgende verjaring.

Voorwaarden

*Een voortdurend bezit

*Een onafgebroken bezit

*Een openbaar bezit

*Bezit als eigenaar

*Bezit van minstens 30 jaar

Dit is een bepaalde vorm van eigendomsverkrijging waardoor iemand die gedurende een lange tijd het bezit van een zakelijk recht heeft gehad, hiervan ook houder is geworden. De bezitter wordt dan automatisch eigenaar. Verkrijgende verjaring zien we enkel binnen het goederenrecht.

4.5. Levering

Dit is een vorm van eigendomsverkrijging aan de hand van een overhandiging. De eigenaar kan veranderen wanneer iemand iets schenkt (handgift).

Voorbeeld: overdragen van de sleutel na aankoop van een huis.

5. Sanctie van eigendom  

Het eigendomsrecht kan door verscheidene vorderingen beschermd worden.

Door:

*Bezitsvorderingen

*Vorderingen tot vergoeding voor de schade, vloeiende uit schending van het eigendomsrecht

*Door klacht wegens namaak

*Door revindicatie

De revindicatie is de vordering waarbij een persoon tegen een derde-houder de teruggave eist van een zaak, waarvan hij beweert, dat ze hem toebehoort. De eigenaar mag zijn zaak terug vorderen van degene die het zonder recht bij zich houdt.

Goederen vs. zaken

Een zaak is al hetgeen dat bestaat, buiten de mens. Een zaak wordt een goed wanneer men ze bekijkt vanuit het standpunt van het nut dat ze oplevert, of van de toe-eigening, waaraan de samenleving ze onderwerpt.

De goederen kunnen op hun beurt onderverdeeld worden in allerlei categorieën. We bespreken: roerende en onroerende goederen, lichamelijke en onlichamelijke goederen, openbare en private domeingoederen, vervangbare en niet-vervangbare goederen, verbruikbare en niet-verbruikbare goederen, goederen in de handel en buiten de handel en cultuurgoederen.

  1. Roerende en onroerende goederen

Het criterium voor het onderscheid tussen roerende en onroerende goederen is de vatbaarheid voor verplaatsing.

Onroerende goederen zijn vastgehecht aan de grond. Deze goederen zijn onroerend naar hun aard, bestemming of voorwerp.

* Onroerende goederen naar hun aard

Dit zijn alle zaken die in hun normale toestand niet voor verplaatsing vatbaar zijn. Het is onroerend indien het de bedoeling is om het te laten staan (bijvoorbeeld een huis, een fabriek, enz.).

*Onroerende goederen door de bestemming

Dit zijn roerende voorwerpen, die de eigenaar voor de dienst van zijn grond of gebouw gebruikt (bijvoorbeeld landbouwgereedschap). Het roerend goed moet dezelfde eigenaar hebben als het onroerend goed. Dit heeft wel een bepaald gevolg, namelijk alle onroerende goederen worden mee verkocht. Indien men een landbouwbedrijf verkoopt is men verplicht om de dieren en de tractor mee te verkopen. De wil van de eigenaar is niet genoeg om een roerende zaak onroerend te maken bij bestemming.

*Onroerende goederen door het voorwerp waarop ze betrekking hebben

Op onroerende zakelijke rechten kan je erfdienstbaarheden en opstal hebben. Een erfdienstbaarheid is een recht of privilege waarover je beschikt. Het opstalrecht is het recht om te bouwen op andermans grondgebied.

Roerende goederen zijn alle zaken die zichzelf kunnen verplaatsen of verplaatst kunnen worden, zolang ze niet aan de grond of aan een gebouw zijn vastgehecht. Dit is al wat makkelijk kan worden losgemaakt, op een wijze die noch de zaak zelf schaadt, noch de grond of het gebouw waaraan ze vastzit. Roerende goederen zijn roerend door anticipatie. Dit betekent dat de goederen in principe onroerend zijn maar toch worden ze verkocht als roerende goederen.

Voorbeeld: Een appel hangt aan een boom dus is onroerend uit zijn aard, maar wordt wel als roerend goed verkocht. Het is niet zo dat men de ganse boom gaat verkopen, men verkoopt de appelen per stuk.

  1. Lichamelijke en onlichamelijke goederen

Het onderscheid tussen lichamelijke en onlichamelijke goederen bevind zich in het al dan niet zintuigelijke waarnemen.

Lichamelijke goederen zijn goederen die met de zintuigen waarneembaar zijn.

*Onlichamelijke goederen zijn niet zintuigelijk waarneembaar.

Voorbeeld: een handelszaak, cliënteel, enz.

  1. Openbare en private domeingoederen

Domeingoederen zijn goederen van de overheid.

*Openbare domeingoederen: in de handel

Openbare domeingoederen dienen voor een algemene dienst en hier is een vergunning voor nodig. Een vergunning is een officiële toestemming van de overheid om een bepaalde activiteit uit te voeren.

Voorbeeld: de bibliotheek, de gevangenis, enz.

*Private domeingoederen: buiten de handel

  1. Vervangbare en niet-vervangbare goederen

*Vervangbare goederen: dit zijn goederen die bij de nakoming van een verbintenis onderling verwisselbaar zijn. Twee goederen zijn vervangbaar wanneer ze binnen een bepaalde rechtsverhouding dezelfde kenmerken hebben. Consumptiegoederen kunnen vervangen worden, dit zijn bijvoorbeeld computers, gsm’s, enz.

Niet-vervangbare goederen

Voorbeeld: er ontstaat een brand tijdens een tentoonstelling. Men kan niet zomaar de aanwezige kunstwerken vervangen.

We mogen vervangbare goederen niet verwarren met soortgoederen. Dit zijn goederen die volgens hun aard alleen maar, naar getal of gewicht kunnen worden bepaald, en niet volgens individuele kenmerken (bv. graan, koper, enz.). Het verschil tussen vervangbare en niet-vervangbare zaken speelt geen rol op het gebied der zakelijke rechten. Dit verschil speelt wel een rol als we het hebben over verbintenissen. Een verbintenis is een rechtsband, krachtens welke een schuldenaar iets moet doen voor zijn schuldeiser.

  1. Verbruikbare en niet-verbruikbare goederen

Verbruikbare goederen zijn goederen die vernietigd worden bij het eerste gebruik dat men ervan maakt. Ze kunnen niet nog eens gebruikt worden. Meestal zijn verbruikbare goederen vervangbaar.

Voorbeeld: Eetwaren verdwijnen door het eerste gebruik en moeten daarom worden vervangen. Maar dit is niet altijd het geval: aandelen zijn vervangbaar, maar niet verbruikbaar en het laatste krat wijn van een bepaalde oogst is verbruikbaar maar niet vervangbaar.

  1. Goederen in de handel en buiten de handel

*Goederen in de handel zijn goederen die aan de vrije omloop der goederen deelnemen.

*Goederen die niet vatbaar zijn voor toe-eigening omschrijven we als goederen buiten de handel. Deze goederen kunnen niet het voorwerp zijn van een overeenkomst. Het is onmogelijk om over goederen die buiten de handel vallen, een overeenkomst te sluiten.

Voorbeeld: verdovende middelen of prostitutie.

We mogen de goederen buiten de handel niet met onvervreemdbare goederen verwarren. Onvervreemdbare goederen komen zelden voor, het gaat over bijvoorbeeld bloed. Deze kunnen tot de private eigendom toebehoren maar mogen niet worden overgedragen. En niet-vervreemdbaar goed is niet vatbaar voor beslag of voor zakelijke zekerheden.

Goederen buiten de handel mogen ook niet verward worden met gemeenschappelijke goederen. Deze worden aan de gemeenschap toegeëigend. Zij dragen bij tot de collectiviteit. Iedereen heeft recht om gebruik te maken van deze goederen (de lucht, de zee, het licht, stromend water, enz.).

  1. Cultuurgoederen

Dit zijn goederen die erkend zijn als nationaal, artistiek, historisch of archeologisch bezit van de Staat.

 

 

 

 

Zaken in het algemeen

Het vermogensrecht kan worden opgesplitst in drie rechten

  1. De intellectuele rechten: behoren toe aan iemand in het bijzonder (exclusief)
  2. De persoonlijke rechten: deze heb je op een persoon
  3. De zakelijke rechten: deze heb je op een goed of een zaak

Het is belangrijk om bovenstaand onderscheid goed onder de knie te hebben. De verjaringstermijnen zijn namelijk anders voor de drie rechten. Een zakelijke rechtsvordering verjaart na 30 jaar, terwijl de persoonlijke rechtsvorderingen verjaren na een periode van 10 jaar. Een verjaringstermijn is een termijn die is verlopen, waardoor een vordering niet langer afdwingbaar is. Inzake de territoriale bevoegdheidsregeling zien we een duidelijk verschilpunt. Indien het over een persoonlijke rechtsvordering gaat, moet men naar de rechtbank gaan in de gemeente waar de verweerder woont. De verweerder is een aangeklaagde of een verdachte. Indien het over een onroerend zakelijk recht gaat, moet men naar de rechtbank van de gemeente waar het onroerend goed gelegen is. De term onroerend goed verwijst naar het niet-verplaatsbare karakter van deze goederen, bijvoorbeeld een gebouw.

Binnen de zakelijke rechten bestaat er nog een onderverdeling.

  1. Zakelijke hoofdrechten: deze bestaan op zichzelf, je kan deze verkopen
  2. Zakelijke zekerheden: dit is het recht dat maakt dat iemand zijn schuldvordering nakomt

De zakelijke rechten beschikken over 4 kenmerken.

  1. De bescherming tegen insolvabiliteit

Bepaalde schuldeisers kunnen voorrang krijgen op de rest als hun schuldenaar failliet gaat. Dit gaat door middel van een hypotheek.

  1. Het volgrecht

Stel een bakker koopt een nieuw pand om zijn bakkerij in uit te baten. De bakker wil er zeker van zijn dat er geen nieuwe bakkerij komt in zijn oud pand. Hij gaat een erfdienstbaarheid nemen, waardoor het volgrecht ontstaat. Indien er een nieuwe koper komt, mag deze nog steeds geen bakkerij openen in het pand.

  1. Het specialiteitsbeginsel

Een zakelijk recht kan enkel betrekking hebben op persoonlijke en aanwijsbare goederen.

  1. De zakelijke subrogatie of zaakvervanging.

Hierbij vervangt een zaak een andere zaak in haar juridische functie in het vermogen. Er treedt een nieuwe schuldeiser op in de plaats van de vorige schuldeiser, omdat die de oude schuldeiser heeft betaald.

Voorbeeld: Iemand rijdt u per ongeluk omver. De verzekeringsmaatschappij gaat u vergoeden (ziekenhuiskosten, gips, operatie, enz.). Ethias (verzekeringsmaatschappij) gaat zich keren tegen de dader die u omver heeft gereden en gaat vragen om een document op te stellen waarin staat dat je uw rechten overdraagt aan hen.